Afhankelijk van het gebied kun je tijdens een boottocht altijd bruggen verwachten. Waar je op moet letten bij ophaalbruggen lees je in ons artikel.
De basisregel is dat je als bootbestuurder of persoon die verantwoordelijk is voor koers en snelheid, altijd de instructies van de brugwachter moet opvolgen.
Bij het naderen van een bewegende brug moet het voertuig vertragen. Als het gewenst is om de bruggen te openen, moeten twee lange tonen worden gegeven als signaal. Zolang geen doorvaart is toegestaan, moet een afstand van minstens 50 meter tot de brug worden aangehouden (tenzij een andere afstand is aangegeven). Als er geen doorvaart gewenst is, moet de boot afgemeerd worden aan de oever voor bord B.5.
Verder is inhalen bij het naderen van een beweegbare brug verboden zonder speciale toestemming.
Als de brug is uitgerust met signaallichten, gelden de volgende voorschriften:
- Twee rode lichten boven elkaar = geen doorgang (brug gesloten)
- Drie rode lichten naast elkaar = geen doorgang (brug gesloten en tijdelijk niet open)
- Twee rode lichten naast elkaar = geen doorgang (brug dicht, of tegemoetkomend verkeer)
- Een rood licht = geen doorgang (brug is in beweging)
- Twee groene lichten naast elkaar = doorgang toegestaan (brug open)
Met een extra wit licht boven de andere signaallichten kan een vaartuig ook door de gesloten brug varen, rekening houdend met de hoogte en het tegemoetkomende verkeer.
De lichtsignalen zijn alleen zichtbaar in de doorvaartrichting.
0 reacties