In de scheepvaart is een verkeersscheidingsstelsel (TSS) een scheiding van rijstroken met verschillende rijrichtingen.
Deze scheidingen zijn vaak te vinden op plaatsen waar het verkeer bijzonder smal is en het risico op botsingen groot is. Bekende voorbeelden zijn het Kanaal of de Duitse Bocht.
Tot op zekere hoogte zijn dergelijke gebieden aangelegd als een snelweg met gescheiden rijbanen en een scheidingszone in het midden. De respectieve routes mogen alleen aan de rechterkant van de scheidingszone worden bereden.
De exacte regels voor het reizen in deze gebieden vind je in de Regeling ter voorkoming van botsingen (KVR).
De algemene regel is:
Als het mogelijk is, moet je aan de uiteinden van de eenrichtingsbaan invoegen. Als je vanaf de zijkant via de buitenste grenslijn inrijdt, doe dit dan onder een zo klein mogelijke hoek ten opzichte van de algemene rijrichting.
Het oversteken van een verkeersscheidingsstelsel moet zoveel mogelijk worden vermeden. Als je toch moet oversteken, moet dit gebeuren met de kielrichting haaks op de algemene verkeersrichting. Bij wind en stroming kan dit betekenen dat de koers over de grond niet precies haaks op de verkeersrichting staat.
Als een dwarsvarend motorschip dat van stuurboord komt in een verkeersscheidingsstelsel de koers van een motorschip in een eenrichtingsspoor kruist, moet het motorschip uitwijken op het eenrichtingsspoor. Hiervoor gelden de normale uitwijkregels (stuurboord voor bakboord).
Zeilschepen en schepen met een lengte van minder dan 20 meter mogen de doorvaart van een motorschip dat het eenrichtingspad volgt niet in gevaar brengen. Het risico op aanvaring moet worden geminimaliseerd door aan de buitenste rechterrand te varen. Als een aanvaring toch dreigt, gelden de algemene ontwijkingsregels, d.w.z. stuurboord voor bakboord.
0 reacties